Hoofdstuk 10 – Film oefenvideo’s

Neerslag- en gasontwikkelingsreacties

• Neerslagreacties voorstellen

  1. Neerslagreactie van een lood(II)nitraatoplossing en een natriumsulfietoplossing
  2. Neerslagreactie van een oplossing van kaliumhydroxide en een zinkchloride-oplossing.
  3. Een neerslagreactie van een kaliumfosfaatoplossing en een calciumchloride-oplossing.
  4. Geef de vergelijking van de neerslagreactie wanneer natronloog en een oplossing van aluminiumsulfaat worden gemengd.

  5. Arseenzuur (H₃AsO₄) wordt in het labo samengevoegd met een oplossing van strontiumhydroxide. Hieruit wordt een slecht oplosbaar zout gevormd. Wat is de formule van dit zout?

     1. Sr(OH)₂
     2. SrAsO₄
     3. Sr₃(AsO₄)₂
     4. Sr₂SO₄

  Rekenen met neerslag

  1. Bereken hoeveel ml 0,20 mol/l AgNO₃ Mathijs moet toevoegen aan 50 ml 0,12 mol/l AlCl₃ om juist alle chloride-ionen te laten neerslaan.    Ag⁺(aq) + Cl^– (aq) –> AgCl(s)
  2. Bereken hoeveel ml 0,75 mol/l KI Jan moet toevoegen aan 300 ml 0,93 mol/l Pb(NO₃)₂ om juist alle Pb²⁺-ionen te laten neerslaan. Er geldt: Pb²⁺(aq) + 2 I^–(aq) à PbI₂ (s)
  3. Charlotte voegt 20,0 ml 0,25 mol/l NaOH toe aan 40,0 ml 0,10 mol/l FeCl₂. Er ontstaat een neerslag volgens:   Fe²⁺(aq) + 2 OH^–(aq) –> Fe(OH)₂ (s). Bereken de massa van de neerslag in g.

   

  Ionen aantonen door neerslagvorming

  1. Met behulp van neerslagreacties kan je verontreinigingen in oplossingen aantonen. Stel, een potje met natriumchloride is mogelijk verontreinigd met natriumfluoride. Hoe kan je aantonen of het natriumchloride is verontreinigd met natriumfluoride?