Kies pagina               
  1. Een ernstig magnesiumtekort kan bij volwassenen worden behandeld door dagelijkse intraveneuze toediening van 2,4 g MgSO4 in 1,00 L van een glucose-oplossing. Hoeveel mmol Mg2+ wordt op die manier dagelijks toegediend?

       2. De samenstelling van een oplossing wordt in volgende tabel weergegeven: 

Ionsoort Na+ Mg2+ Al3+ NO3 Cl
Hoeveelheid (mol) 0,40 0,10 0,20 0,30 ?

 Wat is de hoeveelheid chloride-ionen in deze oplossing?

 

3. Welk volume O2 (g), gemeten bij 273 K en 1,01.105 Pa, is er nodig voor de volledige verbranding van 29 g butaangas?

4. Een oplossing van waterstofperoxide (H2O2) kan gebruikt worden als ontsmettingsmiddel.

Het waterstofperoxide wordt in zuur midden door permanganaationen geoxideerd volgens de reactievergelijking

2 MnO4(aq) + 5 H2O2 (aq) + 6 H+ (aq)   –>  2 Mn2+(aq) + 5 O2 (g) + 8 H2O (l)

35,0 mL van een aangezuurde KMnO4-oplossing met concentratie 0,100 mol.L-1 zijn nodig om al het waterstofperoxide te laten wegreageren in 50,0 mL ontsmettingsmiddel. Wat is de concentratie van waterstofperoxide in dit ontsmettingsmiddel?

5. Gegeven is volgende evenwichtsvergelijking:

SO2 (g) + NO2 (g)    ⇌     SO3 (g) + NO (g)                         met Kc = 3,0 bij 450 °C

 Welke hoeveelheid SO2 (g) moet toegevoegd worden aan 6,0 mol NO2 (g) om in het evenwichtsmengsel bij 450 °C 3,0 mol NO (g) te bekomen? 

6. 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 mL van een 2,5.10-2 mol.L-1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chloride- ionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride. Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

7. Een koolwaterstof met een normaal kookpunt van 174 °C heeft bij 227 °C en 1000 hPa een dichtheid van 3,42 g.L-1. Hoeveel bedraagt de molaire massa van deze stof?

8. Men voegt 1,00 mol HCl toe aan 1,00 mol Al2O3 waardoor AlCl3 en water worden gevormd. Welke hoeveelheid Al2O3 blijft over na deze reactie?

9. Aan gelijke massa’s van de hierna gegeven stoffen wordt telkens een HCl- oplossing in overmaat toegevoegd. Met welke stof wordt het grootste aantal mol CO2 gevormd?

 

10. Een leeg reactievat met een constant volume van 1,0 L wordt gevuld met 1,0 mol SO3 (g) en hierna afgesloten.

Bij een bepaalde temperatuur T stelt zich in de gasfase volgend evenwicht in:

2 SO3 (g)              ⇌     2 SO2 (g) +  O2 (g) .

Bij dat evenwicht bedraagt de hoeveelheid zuurstofgas een vierde van de oorspronkelijke hoeveelheid zwaveltrioxide. Wat is de waarde van de evenwichtsconstante Kc voor dit evenwicht bij temperatuur T? 

<A> 0,40
<B> 0,35
<C> 0,25
<D> 0,20

11. 120 g van een bepaald gas neemt bij 27°C en 1000 hPa een volume in van 75,0 L. Welk gas is dit?

12. In onderstaande tabel worden voor vier experimenten (I,II,III en IV) de beginhoeveelheden (n0) van Fe en het beginvolume (v0) van een HCl- oplossing met c=6,0 mol.L-1 weergegeven voor de reactie:

Fe(s) + 2 HCl(aq–> FeCl2(aq) + H2(g)

In welke experiment, waarbij Fe en een HCl-oplossing worden samengevoegd, wordt de grootste hoeveelheid (mol) H2 gevormd?

 

13. 42,0 g natriumwaterstofcarbonaat werd door verhitting volledig ontbonden tot een constante massa van 26,5 g. Welke reactievergelijking is correct voor deze ontbinding?

 

14. Onderstaande grafiek geeft bij een bepaalde temperatuur voor KI-oplossingen het verband weer tussen het massaprocent (m%) KI en de dichtheid (ρ) van de oplossing.

 

Welke massa KI is opgelost in 500 mL van een 15,0 massaprocent KI-oplossing?

 

15. Aan 20 L van een verzadigde MgCO3-oplossing wordt bij 25°C een overmaat HCl-oplossing toegevoegd. Er ontstaat 1,6.10-3 mol CO2. Wat was de beginconcentratie van MgCO3 in de verzadigde oplossing?

 

16. Voor de bereiding van tetrafosfor wordt een mengsel van fosfaaterts, zand en cokes verwarmd tot 1500°C. De reactievergelijking voor deze bereiding is de volgende:

2 Ca3(PO4)2 + 6 SiO2 + 10 C –> 6 CaSiO3 + 10 CO + P4

Welke hoeveelheid tetrafosfor kan maximaal worden bereid als het reactiemengsel oorspronkelijk uit 1,0 mol van elk reagens bestond?

17. Men brengt 1,0 mol Cu in 200 mL H2SO4-oplossing met c = 6,0 mol L-1. Door verwarming van dit mengsel wordt er SO2-gas gevormd volgens de aflopende reactie:

                       Cu (s) + 2 H2SO4 (aq) –> CuSO4(aq) + SO2 (g) + 2 H2O (I)

Welke hoeveelheden SO2 wordt er gevormd?

 

19.De meest gangbare wetenschappelijke naam voor lachgas is distikstofmonoxide. Van welke stof bevat de gegeven massa evenveel moleculen als 22 g lachgas?

20. Je lengt 10 mL van een 2,5 mol/ L HNO3-oplossing aan tot 200 mL. Hoeveel bedraagt de verdunningsfactor?

21.  X2 en Y worden gemengd en reageren tot XY volgens onderstaande reactie:

                   X2 + 2 Y  –>        2 XY

Welke van volgende beweringen is waar?

22. Welk van onderstaande oplossingen heeft de hoogste molaire concentratie?

23. Welk volume van 12,0 mol/l HCl oplossing is er nodig voor het maken van 16,0 l 0.250 mol/l HCl?

  1. 111 ml
  2. 222 ml
  3. 333 ml
  4. 444 ml

24. Welke van de volgende natriumverbindingen heeft het laagste massaprocent natrium?

  1. NaCl
  2. NaH
  3. NaNO3
  4. NaOH

25. Een laborant bereidt een verdunde KOH-oplossing. Hiervoor brengt hij 10 ml uit een KOH-oplossing met concentratie 0,50 mol/l naar een nieuwe maatkolf en lengt aan met zuiver water tot 50 ml. Wat is de concentratie van deze verdunde oplossing?

  1. 0,10 mol/l
  2. 050 mol/l
  3. 010 mol/l
  4. 0010 mol/l

 

26. Koper (Cu) wordt omgezet tot het overeenkomstige nitraatzout volgend de onderstaande reactievergelijking

                                   3 Cu + 8 HNO3 –> 3 Cu(NO3)2 + 2 NO + 4 H2O

Er werd bij 190,5 g koper een ongekende hoeveelheid salpeterzuur gevoegd. Hierbij werd 1,5 mol NO gevormd. Welke stelling klopt:

  1. Salpeterzuur was in overmaat aanwezig bij de reactie
  2. Koper was het limiterend/beperkend reagens
  3. Er was net genoeg koper om de reactie uit te voeren
  4. Salpeterzuur was het limiterend reagens

 

27. Bij de fotosynthesereactie zetten planten anorganische stoffen zoals water en koolstofdioxide met behulp van
zonne-energie om in glucose. Hierbij komt er ook zuurstofgas vrij.
                        6H2O + 6CO2   –> C6H12O6 + 6O2
Hoeveel mol glucose en zuurstof kan er samen gevormd worden wanneer 18mol koolstofdioxide wegreageert
tijdens de fotosynthese?
                                (A) 7mol (B) 18mol (C) 19mol (D) 21mol

28. Hoeveel mol waterstof bevindt zich in 6,8 g ammoniumsulfide (NH4)2S?
                          (A) 0,10mol (B) 0,20mol (C) 0,40mol (D) 0,80mol

29. Aan 100mL van een 2,00mol/L Na2SO4-oplossing voeg je 50,0mL van een 1,00mol/L NaCl-oplossing toe. Daarna
leng je aan met water tot een totaalvolume van 0,500 L. Hoeveel bedraagt de concentratie van de natriumionen?
(A) 0,250mol/L
(B) 0,450mol/L
(C) 0,500mol/L

(D) 0,900mol/L

30. Aan boord van een vliegtuig produceert in noodgevallen een zuurgenerator zuurstofgas via volgende reactie:

2NaClO3 –> 2 NaCl + 3 O2

Als je weet dat op vlieghoogte een volwassenen per minuut gemiddeld 1,5 l O2 (76 kPa, 290 K) verbruikt.Welke massa NaClO3 is er dan nodig om een vliegtuig met 50 passagiers gedurende 10 minuten van zuurstof te voorzien?

  1. < 100 g
  2. Tussen 100 g en 1000 g
  3. Tussen 1000 en 3000 g
  4. > 3000 g

31. Bij 1000°C reageert ammoniakgas met zuurstofgas ter vorming van stikstofmonoxide en waterdamp. Als het initiële gasmengsel 12g 

       NH3 en 20 g O2 bevat, hoeveel NO kan er dan maximaal gevormd worden?

  1. 2 g
  2. 8 g
  3. 0 g
  4. 4 g

32. Het Haber-Boschproces is het meest gebruikte proces voor de chemische synthese van ammoniak (NH3).
Hierbij wordt een zuurstofvrij gasmengsel van stikstofgas (N2) en waterstofgas (H2) in contact gebracht met
een katalysator, in de vorm van deeltjes vaste ijzer, en onder hoge druk verhit. Dit verloopt volgens de
ongebalanceerde reactie:
N2 + H2 → NH3
Je wil 34,0 g ammoniak produceren door waterstofgas en stikstofgas te laten reageren.
Wat is dan de benodigde massa aan waterstofgas om 34,0 g ammoniak te produceren?
               (A) 4 g
               (B) 6 g
               (C) 12 g
               (D) 14 g

33. Het aanplanten van nieuw bos remt de klimaatopwarming af doordat bomen koolstofdioxide (CO2) vastleggen
door middel van fotosynthese. Dit verloopt via de ongebalanceerde reactie:
CO2 + H2O → C6H12O6 + O2
Hoeveel ton glucose (C6H12O6) moet geproduceerd worden door het nieuwe bos om 10 000 ton CO2 vast te
leggen?
(A) minder dan 103 ton
(B) tussen 10en 10ton
(C) tussen 10en 109ton
(D) meer dan 10ton

34. Beschouw twee containers met gelijk volume die gevuld zijn met gelijke massa’s van respectievelijk heliumgas
(He) en stikstofgas (N2). Beide gassen ondervinden dezelfde druk en verder kennen we de atoommassa’s van
helium en stikstof: M(He) = 4,0026 en M(N) = 14,007. Hoe verhoudt de temperatuur van helium (Thelium)
zich ten opzichte van de temperatuur van stikstof (Tstikstof)?
(A) Thelium < Tstikstof
(B) Thelium = Tstikstof
(C) Thelium > Tstikstof
(D) Je kan hier geen uitspraak over doen door een gebrek aan gegevens.

35. In vuurwerk wordt vaak buskruit gebruikt, dat bestaat uit zwavel (S), houtskool (bestaat voornamelijk uit
koolstof (C), maar bevat eveneens de noodzakelijke katalysator potas (K2CO3)) en salpeter of kaliumnitraat
(KNO3). Hierbij is het kaliumnitraat de zuurstofleverancier. Indien een krachtiger oxidator gewenst is
om het vuurwerk harder te laten knallen, wordt kaliumnitraat vervangen door kaliumchloraat (KClO3) en
verloopt dit via de ongebalanceerde reactie
KClO3 → KCl + O2
Je wil 6,0 g zuurstofgas (O2) produceren uit kaliumchloraat. Welke massa kaliumchloraat is dan nodig om
de vooropgestelde massa zuurstofgas te produceren?
(A) 15,3 g
(B) 18,4 g
(C) 21,0 g
(D) 23,0 g

36. Je bent verantwoordelijk voor de productie-eenheid van een aluminiumfabriek. Deze week wens je met je
team 17500 kg zuiver aluminium te produceren. Hierbij maak je gebruik van bauxiet, een aluminiumrijk
erts dat o.a. ontgonnen wordt in China. Om aluminium te verkrijgen wordt bauxieterts in een eerste
stap verwerkt tot aluinaarde (Al2O3). In een tweede stap wordt aluminium uit Al2O3 gesmolten via de
ongebalanceerde reactie:
Al2O3 → Al + O2 .
Tijdens de eerste stap wordt gemiddeld 60% rendement behaald, wat betekent dat je 60 kg Al2O3 per 100 kg
bauxieterts kan winnen. Hoeveel ton bauxieterts moet je als verantwoordelijke aankopen opdat de productie
van 17500 kg aluminium in je fabriek kan doorgaan?
(A) 20 ton
(B) 40 ton
(C) 55 ton
(D) 110 ton

37. In het internationaal ruimtestation (ISS) dient de uitgeademde CO2 te worden verwijderd voor de aanwezige
hoeveelheden giftig worden. Dit gebeurt door CO2 om te zetten in Li2CO3 en water door middel van LiOH:
CO2 + 2 LiOH −−→ Li2CO3 + H2O
Hoeveel gram Li2CO3 wordt er geproduceerd indien er initieel 1, 3 kg CO2 en 1, 35 kg LiOH aanwezig is?

                       (A) 4, 4 · 10² g (B) 2, 1 · 10³ g (C) 4, 2 · 10³ g (D) 2, 2 · 104 g

38.  Welke hoeveelheid stof bevat het grootste aantal atomen?
             (A) 36 gram koolstof (C)
             (B) 2 mol zuurstofgas (O2)
             (C) 18 gram water
             (D) 0,5 mol zwavelzuur (H2SO4)

39. Eziclen® is een sterk laxerend geneesmiddel. De werkzame stoffen zijn drie zouten:
natriumsulfaat (Na2SO4), magnesiumsulfaat (MgSO4) en kaliumsulfaat (K2SO4).
Eén zakje Eziclen® bevat 0,125 mol Na2SO4, 0,018 mol K2SO4 en 0,013 mol MgSO4.
Wanneer dit zakje opgelost wordt in 1,00 L water, wat is de concentratie in mol/L aan natrium en sulfaationen in deze oplossing dan ?
(A) 0,125 mol/L Na+ en 0,156 mol/L SO42- ି
(B) 0,125 mol/L Na+ en 0,513 mol/L SO42-
(C) 0,250 mol/L Na+ en 0,156 mol/L SO42-
(D) 0,250 mol/L Na+ en 0,513 mol/L SO42-

40. Een zuuroplossing met een concentratie van 12,0 mol.L-1 heeft een massapercentage van 75,0 % en een dichtheid van 1,57 g.mL1
Welk zuur is aanwezig in de oplossing?

41. Hoeveel mol bariumfosfaat kan er maximaal neerslaan als een oplossing met 0,20 mol bariumnitraat en een oplossing met 0,10 mol natriumfosfaat worden samengevoegd en tevens opgelost natriumnitraat wordt gevormd?

42. LPG (Liquefied Petroleum Gas) is een mengsel van propaan en butaan. Bij de volledige verbranding van zowel propaan als butaan ontstaan koolstofdioxide en water. Hoeveel mol zuurstofgas is er nodig om een mengsel van 0,40 mol propaan en 0,60 mol butaan volledig te verbranden?

43. Men beschikt over een oplossing van ijzer(II)nitraat met c = 3,00 mol/L en heeft voor een experiment 0,600 mol nitraationen nodig. Hoeveel mL van de oplossing dient men te gebruiken?

44. Een fysiologische zoutoplossing bevat 0,90 massa-volume % natriumchloride. Met een infuus wordt een halve liter van deze oplossing toegediend. Hoeveel gram chloride-ionen worden dan in het bloed gebracht?

45. Gegeven is de reactie 2 AgNO3 + CaCl2 → 2 AgCl + Ca(NO3)2

3,33 g calciumchloride wordt bij 250 mL van een 0,16 mol/L zilvernitraatoplossing gevoegd. Welke uitspraak is juist?

46. Wat is de molaire massa van een gas dat een dichtheid heeft van 5,86 g/L bij een temperatuur van 27 °C en een druk van 1000 hPa?

47. 2,1 gram van een alkeen reageert volgens een aflopende additiereactie met 5,0.10-2 mol Br2 met vorming van een dibroomalkaan. Wat is de formule van dat alkeen?

48. Hoeveel mol waterstofatomen zijn er in 7,45 g ammoniumfosfaat?

49. Hemoglobine (molaire massa = 64458 g/mol) is een eiwit dat is opgebouwd uit 4 polypeptideketens, elk bestaande uit 146 aminozuren. Op elk van deze ketens is een heemgroep gebonden, waarvan de structuurformule hieronder staat afgebeeld.

De hemoglobineconcentratie van een bloedstaal bedraagt 10,0 mmol/L. Als er naast hemoglobine geen andere ijzerhoudende stoffen in het bloed voorkomen, wat is dan het m/V % ijzer in dat staal?

50. Tijdens de elektrolyse van water ontstaan waterstofgas en zuurstofgas. Indien 1,0 g waterstofgas wordt vrijgesteld aan de negatieve pool, welke massa zuurstofgas is dan gevormd aan de positieve pool?

51. Welke van de volgende oplossingen bevat het grootste aantal natriumionen?

52. 20,0 mL van een bariumhydroxide-oplossing worden getitreerd met 32,0 mL van een waterstofchloride-oplossing die een concentratie heeft van 0,250 mol.L-1 . Wat is de concentratie van de bariumhydroxide-oplossing?

53. Een stofhoeveelheid SFn heeft een massa van 54,0 mg en bevat 3,01.1020 moleculen. Wat is de waarde van n?

54. Hoe groot is de [OH] in de oplossing die verkregen wordt door 20,0 mL van een 0,050 mol.L-1 HCl-oplossing samen te voegen met 30,0 mL van een 0,100 mol.L -1 Ba(OH)2–oplossing?

55. In een gesloten reactievat met constant volume bevindt zich bij 400 K een gasmengsel van stoichiometrische hoeveelheden van een alkaan en zuurstofgas. De begindruk wordt voorgesteld door p°. Na de volledige verbranding van het alkaan wordt het reactievat afgekoeld tot 400 K zonder dat er condensatie optreedt. De druk in het reactievat is dan terug gelijk aan de begindruk p°. Wat is de formule van het gebruikte alkaan?

56. Cytarabine is een cytostaticum dat onder andere wordt gebruikt in de behandeling van leukemie. Bij lage-dosistherapie is een gebruikelijke dosering 100 mg cytarabine per m2 lichaamsoppervlak per dag. Een volwassen patiënt heeft een lichaamsoppervlak van circa 2 m2 en hij krijgt de voor deze therapie vereiste hoeveelheid cytarabine toegediend in 250 mL van een 5,00 massa/volumeprocent (m/V%) glucose-oplossing.  Wat is de concentratie van de cytarabine in de glucose-oplossing en hoeveel gram glucose zal de patiënt per dag samen met de cytarabine krijgen toegediend? 

 

57.  0,520 g van een dicarbonzuur H2X reageert met exact 100 mL van een 0,100 mol L-1 NaOH-oplossing volgens de reactie  

 

Zoektermen

Een UCLL project

logo lerarenopleidinglogo UCLLlogo Vakdidactieklogo Art of Teaching

Partners

logo covalent

translate »