Kies pagina               
  1. Nitrosylchloride (NOCl) is een grondstof gebruikt om nylon te produceren. NOCl ontbindt echter bij verhitting in NO en Cl2 volgens een endotherme evenwichtsreactie:

                                         2 NOCl <–> 2 NO + Cl2

Gekeken naar onderstaande grafiek: Wat is er gebeurt om tijdstip t waardoor het evenwicht werd beïnvloed?

  1. Het volume is verkleind bij constante temperatuur
  2. NO werd toegevoegd bij constante temperatuur en volume
  3. De temperatuur is verlaagd bij constant volume
  4. Het volume is vergroot bij constante temperatuur.

2.  Voor onderstaande reactie heeft zich bij een bepaalde temperatuur een chemisch evenwicht ingesteld (evenwicht 1).

3 H2 (g) + N2 (g)   <–>  2 NH3 (g)

Vervolgens wordt deze evenwichtstoestand verstoord door een verandering aan te brengen bij dezelfde tempera- tuur. Hierdoor zal het chemisch evenwicht verschuiven en ontstaat er een nieuwe evenwichtstoestand, evenwicht 2.

Welke verandering werd er aan evenwicht 1 aangebracht om vervolgens evenwichtstoestand 2 te bekomen?

3.  Bij welke reactie verschuift het evenwicht naar rechts, zowel bij afkoelen als bij isotherm samendrukken van het evenwichtsmengsel?             a. N2O4(g) + warmte ⇌ 2 NO2(g)

4. In een gesloten reactievat van 1,0 liter brengen we bij 100 °C 1,0 mol NO2 en 1,0 mol N2O4.

Volgend evenwicht in de gasfase stelt zich in bij constant volume: N2O4(g) ⇌ 2 NO2(g) Kc = 0,20 bij 100 °C.

Welke geldige bewering in verband met de evenwichtsconcentraties volgt uit deze gegevens?

5. Gegeven is een evenwicht in de gasfase in een gesloten reactievat waarvan de naar rechts verlopende reactie endotherm (= endo-energetisch) is: C(v) + H2O(g) ⇌ H2(g) + CO(g)

Door welke van volgende wijzigingen aangebracht bij het evenwichtsmengsel, zal de hoeveelheid CO in dit mengsel toenemen?

6. Over de volgende evenwichtsreactie in een gesloten systeem 2 SO2 (g) + O2 (g) ⇌ 2 SO3 (g) worden twee beweringen (I en II) gedaan:

II Door toevoeging van O2 (g) aan het systeem bij constante temperatuur en constant volume daalt de waarde van Kc.

Welke van deze beweringen is/zijn juist?

7. Gegeven is de reactie PCl3 (g) + Cl2 (g) ⇌ PCl5 (g) + x kJ. Welke wijziging zal het aantal mol fosforpentachloride bij evenwicht doen toenemen?

8. In een leeg reactievat worden gelijke molhoeveelheden SO2 (g) en SO3 (g) gebracht.

Volgend evenwicht stelt zich in: 2 SO3 (g) ⇌ 2 SO2 (g) + O2 (g) In het reactievat bevinden zich dan 0,70 mol SO3 (g) en 0,90 mol SO2 (g). Welke hoeveelheid O2 is er gevormd?

9. In onderstaande grafieken wordt de (logaritme van de) evenwichtsconcentratie van stof A weergegeven:
a) in functie van het volume van het reactievat bij constante temperatuur;

 

b) in functie van de temperatuur bij constant volume van het reactievat

Met welke evenwichtsreactie zijn deze beide grafieken in overeenstemming?

10.  Een leeg reactievat met constant volume van 1,0 L werd gevuld met N2O4.

Zoektermen

Een UCLL project

logo lerarenopleidinglogo UCLLlogo Vakdidactieklogo Art of Teaching

Partners

logo covalent

translate »