Kies pagina               
  1. In welke reeks zijn de moleculen O2, H2O, OF2 en H2O2 van links naar rechts gerangschikt volgens stijgend oxidatiegetal van zuurstof?

2. De halfcellen van een galvanische cel bevatten bij 25 °C respectievelijk een SnCl2-oplossing (c = 1,0 mol.L-1) met hierin een Sn-elektrode en een Ni(NO3)2-oplossing (c = 1,0 mol.L-1) met hierin een Ni-elektrode.

Gegeven zijn de E°-waarden bij 25°C voor volgende halfreacties:

Sn2+ (aq) + 2 e       ⇌     Sn (s)                                 E° = – 0,14 V

Ni2+ (aq) + 2 e  ⇌     Ni (s)                                        E° = – 0,23 V

 Welke uitspraak in verband met de concentratie van de Ni2+-ionen en de aard van de Ni-elektrode is correct wanneer de cel stroom levert?

 

  [Ni2+] Ni-elektrode
<A> neemt af kathode
<B> neemt af anode
<C> neemt toe kathode
<D> neemt toe anode

 

3. Lachgas (N2O) kan worden bereid door verhitten van ammoniumnitraat met ijzer als katalysator.

                                Fe

NH4NO3         –>                          N2O  + 2 H2O

Welk deeltje vervult de rol van oxidator bij de deze bereiding van lachgas?

 <A>    H2O

<B>    Fe

<C>        NO3

<D>        NH4+

4. In welke verbinding heeft mangaan het oxidatiegetal +III?

 

5. In een 0,25 mol L-1 oplossing van de base strychnine (rattenvergif, C21H22N2O2) is bij 25°C de [𝑂𝐻]= 7,0.10-4 mol L-1. Welke waarde heeft de baseconstante Kb van strychnine bij 25°C? 

<A> 2,0.10-6
<B> 6,7.10-4
<C> 2,7.10-3

<D>            2,5.10-1

6. Hieronder staan vier reactievergelijkingen:

Welke van deze reacties zijn redoxreacties?

 

7. Wat is de formule van het terbiumsulfaat waarin de terbiumionen hetzelfde oxidatiegetal bezitten als in Tb2(HPO4)3?

<A>      Tb2SO4

<B>      TbSO4)

<C>      Tb2(SO4)3

<D>      Tb(SO4)2

8. Gegeven is de niet-uitgebalanceerde redoxreactie:

…ClO3–     + …I2     + … H2 O            …IO3–      + … +… Cl   + … H+

Hoeveel elektronen worden er in totaal uitgewisseld wanneer deze redoxreactie met zo klein mogelijke gehele coëfficiënten uitgebalanceerd wordt?

<A> 6
<B> 12
<C> 24
<D> 30

9. Mogelijks wordt waterstofgas (H2) in de toekomst een belangrijke energiebron. Door elektrolyse van water kan je waterstofgas produceren. In een toestel van Hoffman kan je deze reactie op laboschaal uitvoeren:

2 H2O (vl)    –>  2 H2 (g) + O2 (g)

Welke bewering is correct?

10. Bepaal het oxidatiegetal van mangaan voor en na de reactie:

 2 MnO4 + 3 NO2 + H2O  –> 2 MnO2 + 3 NO3+ 2 OH

  1. +VII en +IV
  2. -I en 0
  3. +VIII en +IV
  4. +IV en +II

11. Natriumhypochloriet (NaOCl) is een effectief middel voor reiniging en ontsmetting. De stof heeft een hoge reactiviteit
en kan verschillende reacties ondergaan. Welke van de gegeven reacties zijn redoxreacties?
(1) NaOCl + 2Cu –>Cu2O + NaCl
(2) NaOCl + 2HCl –> Cl2 + H2O + NaCl
(3) NaOCl + H2O –>HOCl + NaOH
              (A) Reacties (1) en (2).
              (B) Reacties (2) en (3).
              (C) Enkel reactie (3).
              (D) Reacties (1), (2) en (3).

12. Een oplossing die gelijke molhoeveelheden opgelost NiCl2 en SnBr2 bevat, wordt geëlektrolyseerd met behulp van een 9 V-batterij en inerte grafietelektroden. Neem aan dat de concentratie van beide zouten voldoende hoog is, zodat er geen elektrolyse van water plaatsvindt.
Gegeven zijn de onderstaande halfreacties met hun E°-waarden:

Welke stoffen worden gevormd?

a. Sn(v) aan de kathode en Br2(vl) aan de anode

b. Ni(v) aan de kathode en Br2(vl) aan de anode

c. Sn(v) aan de kathode en Cl2(g) aan de anode

d. Ni(v) aan de kathode en Cl2(g) aan de anode

13. Bij een nikkel-cadmiumbatterij bevat de ene elektrode Ni3+-ionen en de andere elektrode Cd-atomen. Wanneer de batterij stroom levert, dan ontstaan Ni2+-ionen en Cd2+-ionen. Een uitgeputte batterij kan weer opgeladen worden. Onderstaande figuur stelt een oplaadapparaat voor waarbij en respectievelijk de positieve en de negatieve elektrode van het apparaat aangeven.

 
Welke voorstelling geeft een nikkel-cadmiumbatterij weer nadat een uitgeputte batterij volledig werd herladen?

14. Drie metalen A, B en C worden bij 25 °C gedompeld in de oplossingen van hun eigen kationen en vormen zo drie verschillende halfcellen. De concentratie van de kationen bedraagt overal 1,00 mol/L.

Met twee verschillende halfcellen wordt telkens een galvanisch element gebouwd. Hieronder staan de vaststellingen die gedaan worden:  In het galvanisch element bestaande uit de halfcel met metaal A en de halfcel met metaal B is metaal A de kathode.

In het galvanisch element bestaande uit de halfcel met metaal A en de halfcel met metaal C is metaal A de anode.

Wat is de juiste volgorde van de metalen als ze van links naar rechts gerangschikt worden volgens dalende waarde van de standaardreductiepotentiaal (= standaardredoxpotentiaal) van het redoxkoppel waarin ze hier voorkomen?

15. Welke chloorzouten (X en Y) worden er gevormd door de inwerking van KOH op ClO2 volgens onderstaande redoxreactie?

… ClO2 + … KOH → … X + … Y + …H2O

16. Hoeveel mol IO3 wordt er gevormd als 1,0 mol ClO3 in zuur milieu door I2 wordt gereduceerd tot Cl ?

17. Aluminiumoxide wordt in een industrieel proces onderworpen aan een elektrolyse waarbij aan de ene elektrode aluminium en aan de andere elektrode zuurstofgas ontstaat. Wat is de molverhouding tussen de gevormde hoeveelheden aluminium en zuurstofgas bij deze elektrolyse?

18. Gegeven zijn de halfreacties:

Pb2+ -ionen en NO3 -ionen zijn kleurloos in een waterige oplossing. Een loden plaatje wordt gedurende voldoende lange tijd in een blauwkleurige waterige oplossing van koper(II)nitraat geplaatst.

Twee mogelijke uitspraken over veranderingen nadat het plaatje uit de oplossing gehaald werd, zijn:

I. de massa van het plaatje is toegenomen;

II. de intensiteit van de blauwe kleur van de oplossing is afgenomen.

Welke verandering(en) I en/of II is/zijn werkelijk waar te nemen?

19. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen:

2 NH4Cl + Ca(OH)2 –> 2 NH3 + 2 H2O + CaCl2

6 H2O + 6 CO2 –> 6 O2 + C6H12O6

Br2 + SO2 + 2 H2O –> 2 HBr + H2SO4

2 HNO2 + 2 HClO2 –> N2O + 2 HClO3 + H2O

Welke stof is in één van deze reacties de oxidator?

20. In welke reactie speelt de watermolecule de rol van oxidator?

 

Zoektermen

Een UCLL project

logo lerarenopleidinglogo UCLLlogo Vakdidactieklogo Art of Teaching

Partners

logo covalent

translate »