Kies pagina               

Chemische en fysische processen

1.Onderzoeksvraag

Wat is het verschil tussen een chemisch en een fysisch proces?

2.Voorbereiding

Materiaal + stoffen

  • Deel 1
    • Lucifers / aansteker
    • Kroestang
    • Kaars
    • Maatbeker 50 ml
    • koud water

    Deel 2

    • Maatbeker 50 ml
    • Roerstaaf
    • Gegradueerde pipet met pipetteerballon
    • Erlenmeyer
    • Filtreerpapier
    • Trechter
    • 25 ml halfvolle melk
    • 10 ml azijn

    Deel 3

    • Bunsenbrander
    • Lucifers
    • Kroestang
    • Verbrandingskroes
    • Suikerklontje

     

.Opstelling (foto)

 

3.Uitvoeren

a.Werkwijze

Werkwijze 1

  • Steek de kaars aan.
  • Vul de maatbeker met koud water.
  • Houd de kaars boven de maatbeker met water.
  • Laat het kaarsvet in het water druppelen.
  • Observeer en noteer wat er gebeurt.

Werkwijze 2

Eerst maak je de opstelling voor een filtratie. Plaats de trechter met het filtreerpapier op de erlenmeyer.

  • Vul de maatbeker tot de helft met melk.
  • Vul een maatcilinder met 10 ml azijn. (gebruik daarvoor de pipet)
  • Roer het geheel met de roerstaaf.
  • Giet het mengsel in de trechter met filtreerpapier.
  • Observeer en noteer wat er gebeurt.

Werkwijze 3

  • Steek de bunsenbrander aan.
  • Breng een suikerklontje in een verbrandingskroes.
  • Verhit het kroesje boven de bunsenbrander.
  • Observeer en noteer wat er gebeurt.

 

b.Waarneming (+ foto’s)

 

4.Reflecteren

De definitie van een fysisch proces is dat het de stoffen niet verandert. Na een fysisch proces eindigt men met dezelfde stoffen als voor het fysisch proces.

Dit is niet het geval bij een chemisch proces. Hierbij ontstaan er nieuwe stoffen.

Voorbeelden van chemische processen zijn verbranding, roesten van een ijzeren nagel, gisting van bier en nog veel meer.

Voorbeelden van fysische processen zijn filtratie, het maken van ijsblokjes, het breken van ijzeren ketting en nog veel meer.

Bij de eerste proef hebben we te maken met een fysisch proces. We veranderen de aggregatietoestand van het kaarsvet. We beginnen met vast en dit maken we vloeibaar door de kaars aan te steken, want door de warmte smelt het kaarsvet. En doordat we het warme, vloeibare kaarsvet in contact brengen met het koude water bekomen we op het einde terug een vaste toestand.

Vervolgens hebben we nog een fysisch proces bij de tweede proef. Hierbij filtreren we het eiwit uit de melk. Filtratie is een fysisch proces, omdat er niets verandert aan de stoffen, het mengsel worden enkel gescheiden. Filtratie is wel alleen mogelijk door dat er een verschil is aan deeltjesgrootte. Daarom dat we de azijn moeten toevoegen aan de melk. Door de azijn gaat de zuurtegraad van de melk omhoog en dit beïnvloedt de oplosbaarheid van de eiwitten. Dit eiwit of caseïne kunnen onder zure omstandigheden coaguleren, waardoor er klonters ontstaan. Bij de filtratie blijft het eiwit achter op het filtreerpapier en het filtraat is water.

Maar de derde proef is een chemisch proces. Hierbij verbranden we het suikerklontje en bekomen we koolstof en water. Na de reactie is er geen suiker meer maar zwarte neerslag. Bij de reactie ontstaat koolstof en water

5. Aanvullingen

KLIK

Zoektermen

Een UCLL project

logo lerarenopleidinglogo UCLLlogo Vakdidactieklogo Art of Teaching

Partners

logo covalent

translate »