1.Bleekwater is een oplossing van natriumhypochloriet, NaClO, en NaCl in water. Het hypochlorietion, ClO– is verantwoordelijk voor de blekende werking.Maaike en Denise bepaalden [ClO–] van bleekwater. Ze verdunden het bleekwater 10 keer waarna ze 10,00 ml van het verdunde bleekwater pipetteerden in een erlenmeyer. Hieraan voegden ze 50 ml water toe, 40 ml 1 mol/l zwavelzuur en 2 g vast kaliumjodide. De volgende reacties traden op:
ClO– + Cl– + 2 H+ –> H2O + Cl2
Cl2 + 2 I– –> I2 + 2 Cl–
Ze sloten de erlenmeyer af, wachtten 2 minuten en titreerden met 0,1030 mol/l Na2S2O3. De volgende reactie trad tijdens het titreren op:
I2 + 2 S2O32- –> S4O62- + 2 I–
Op het moment dat de oplossing lichtgeel was geworden, voegden ze een beetje zetmeel toe. De oplossing werd blauw. Ze titreerden door tot de oplossing kleurloos werd. Er was op dat moment 12,34 ml natriumthiosulfaat-oplossing toegevoegd.
Bereken [ClO–] van het onverdunde bleekwater.
2. Linsy en Jesse gaan het massapercentage H2O2 van een waterstofperoxide-oplossing bepalen. Ze pipetteren 10,00 ml van de waterstofperoxide-oplossing in een erlenmeyer en voegen spateltje KI toe en 2 ml 1 mol/l H2SO4.
De volgende reactie treedt op:
H2O2 + 2H+ + 2I– –> 2 H2O + I2
De ontstane oplossing titreren ze met 0,1050 mol/l Na2S2O3. Vlak voor het eindpunt van de titratie voegen ze stijfsel toe. De oplossing kleurt blauw. Ze gaan door met titreren. Wanneer de oplossing kleurloos wordt, hebben ze 21,93 ml natriumthiosulfaatoplossing toegevoegd. De vergelijking van de reactie tijdens het titreren luidt:
2 S2O32- + I2 –> S4O62- + 2 I–
Bereken het massa% H2O2 van de waterstofperoxide-oplossing. Neem aan dat de dichtheid van de oplossing 1,020 g/ml bedraagt.
3. Hydrazine (N2H4) wordt aan ketelwater toegevoegd om O2 uit water te verwijderen.
Omdat het gehalte aan hydrazine in ketelwater steeds boven een bepaalde minimumwaarde moet liggen, wordt de molariteit regelmatig bepaald. Bij toepassing van een methode gaat men als volgt te werk: Eerst werd 10 ml ketelwater aangezuurd waardoor alle N2H4 werd omgezet in N2H5+.
Daarna werd 0,025 mmol kaliumjodaat (KIO3) in oplossing toegevoegd. Dit was een overmaat.
Er trad een reactie op onder vorming van onder andere dijood: 4 IO3– + 5 N2H5+ –> 2 I2 + 5 N2 + 12 H2O + H+
Na volledige omzetting van de N2H5+ werd een overmaat kaliumjodide in oplossing toegevoegd. De overgebleven jodaat werd daardoor omgezet in dijood: IO3– + 5 I– + 6 H+ –> 3I2 + 3 H2O
Tenslotte werd de ontstane oplossing getitreerd met een natriumthiosulfaatoplossing volgens I2 + 2 S2O32- –> 2 I– + S4O62-
Hierbij reageerde zowel het dijood dat in de eerste reactie is ontstaan als het dijood dat in reactie2 is ontstaan. Voor de titratie bleek 0,090 mmol S2O32- nodig te zijn.
Bereken de molariteit van het hydrazine in het ketelwater.
4. 0,125 g K2Cr2O7 wordt in zuur milieu opgelost met een overmaat KI. De hoeveelheid vrijgekomen I2 wordt getitreerd met 24.7 ml Na2S2O3-oplossing. Bereken de concentratie van de thiosulfaatoplossing.
5. 12,00 g waspoeder wordt opgelost in 250.0 ml water. Aan 50.0 ml hiervan voegt men een overmaat KI toe. De oplossing wordt aangezuurd met azijnzuur. Bij een titratie met Na2S2O3(c= 0.0510 mol/l) wordt 16.2 ml verbruikt. Bereken het massaprocent actieven Cl2 in dit waspoeder.
6. Uit een monster met een massa van 00 g wordt zwavel vrijgemaakt in de vorm van H2S. Dit wordt met 16.2 ml I2-oplossing (c=0.0490 mol/l) getitreerd. Bepaal het massaprocent zwavel.
7. Men wil een KMnO4-oplossing ijken. Hiertoe weegt men 580 g oxaalzuur en lost dit op in water. De oplossing wordt aangelengd tot 100.0 ml. 10.0 ml van deze oplossing reageert met 18.7 ml KMnO4-oplossing. Bereken de concentratie van de KMnO4-oplossing.
8. 1,523 g van een staal CuSO4.xH2O wordt opgelost in water en aangelengd tot 100.0 ml. Aan 20.0 ml hiervan voegt men een overmaat KI toe. Er blijkt 23.9 ml Na2S2O3-oplossing (c=0.0510 mol/l) nodig te zijn om het vrijgekomen I2 te titreren. Bereken het watergehalte en de formule van het hydraat.
Permanganometrie
Bepaal de concentratie oxalaat in oplossing.
2 MnO4– + 16 H+ + 5 C2O42- –> 2 Mn2+ + 8 H2O + 10 CO2
10,00 ml Na2C2O4-oplossing wordt getitreerd met 18,23 ml van een 0,0500 mol/l KMnO4-oplossing tot kleuromslag.
Jodometrie
Bepaling van de concentratie H2O2 in oplossing
H2O2 + 2 H+ + 2 S2O32- –> 2 H2O + S4O62-
10,00 ml H2O2-oplossing wordt getitreerd met 16,13 ml van een 0,500 mol/l Na2S2O3-oplossing nodig voor kleurverandering